Binnen het project Zorgen voor de Natuur van Morgen, in samenwerking met LandschappenNL en de Nationale Postcodeloterij zetten we samen met de twaalfprovinciale landschappen twaalf bijzondere soorten in de schijnwerpers. Deze twaalf icoonsoorten zijn bijzondere plantensoorten die een speciale binding hebben met de provincie. Voor deze icoonsoorten wordt een actieplan ontwikkeld voor het verzamelen van zaden, borging in de Nationale Zadencollectie en onderzoek naar het (waar mogelijk) versterken van populaties. Daarnaast gaan we verhalen vertellen over deze bijzondere soorten en willen we aan de hand van deze icoonsoorten laten zien wat natuurbescherming en natuurherstel inhoudt.
Spaanse ruiter behoort tot de familie van de distels (Asteraceae), maar is een tengere verschijning met relatief weinig, zachte stekels. De bladeren en stengel zijn viltig behaard, de roodpaarse kleur van het bloemhoofdje steekt dan ook fel af bij de grijzige tinten van de rest van de plant. De soort kan zich sterk vegetatief uitbreiden via worteluitlopers en groeit dan ook vaak in groepen bij elkaar. Een groot deel van het Nederlandse verspreidingsgebied van Spaanse ruiter ligt in Fryslân. Het is een kenmerkende soort van blauwgraslanden, schrale, venige hooilanden die ‘s winters drassig zijn en zomers oppervlakkig uitdrogen. Waarschijnlijk stamt de naam ‘Spaanse ruiter’ uit de tachtigjarige oorlog toen de Spanjaarden militaire bouwsels maakten van gekruiste houten palen met prikkeldraad eroverheen. Deze versperringen werden Spaanse of Friese ruiters genoemd en zijn gebruikt om de stad Groningen te beschermen tegen de aanstormende cavalerie. De Friese benaming van de soort ‘Soldatekwast’, duidt mogelijk op een kwast aan de kleding van soldaten.
Spaanse ruiter is een icoon van blauwgraslanden (een zeldzaam biotoop). Een belangrijk deel van het Nederlandse verspreidingsgebied ligt in Fryslân, hier ligt dus zeker een opgave voor bescherming en behoud van deze bedreigde soort.
Waterdrieblad (Menyanthes trifoliata)
Waterdrieblad behoort tot de familie van de watergentianen (Menyanthaceae) en dankt zijn naam aan zijn grote ‘klaverbladeren’, bladeren die bestaan uit drie deelblaadjes. De soort bloeit in de lente en heeft een bloeiwijze met opvallende witte bloemen met vele franjes. De glanzende, zware zaden kunnen meer dan een jaar op het water blijven drijven. Ze kunnen goed kiemen nadat ze het darmkanaal van eenden of vissen zijn gepasseerd, waarbij de harde zaadwand wordt doorbroken. Waterdrieblad is voornamelijk te vinden in laagveengebieden en beekdalen en kan worden aangetroffen in het water, oeverzones, moerassen en in vochtige graslanden. De soort is sterk achteruitgegaan vanwege ontginning en ontwatering en tegenwoordig vormt ook het dumpen van vijverplanten een gevaar voor het voortbestaan van Waterdrieblad.
Groningen wil vegetaties in het beekdal van de Aa (zuidwest Groningen) herstellen met als icoonsoort Waterdrieblad. In beekdalen is Waterdrieblad een indicatorsoort voor matig voedselarm water in combinatie met basenrijk kwel. De soort is in het verleden verdwenen op verschillende locaties in Groningen. Mogelijk kan de soort hier hersteld worden omdat de waterkwaliteit is verbeterd.
Roggelelie is een zeer zeldzaam akkerkruid dat vroeger in Noordoost Nederland werd aangetroffen op de ‘eeuwige’ rogge-akkers. Op deze akkers werd van oudsher winterrogge geteeld, omdat de bodem te arm en te zuur was voor het telen van tarwe. Op deze akker groeiden verschillende akkerkruiden, zoals Roggelelie, maar ook Korenbloem, Slofhak, Korensla en Bleekgele hennepnetel. De Roggelelie is zeer zeldzaam geworden door de modernisering van de landbouw zoals het gebruik van drijfmest, het zuiveren van zaaizaad en de opkomst van andere teelten. Zo verdwenen deze soorten uit de akkers. Daarnaast werden de akkerkruiden zelf verzameld en gebruikt voor commerciële doeleinden.
Roggelelie is een akkerkruid en is dus sterk verbonden met onze cultuurhistorie en historisch landgebruik. Roggelelie komt momenteel nog maar op enkele plekken voor en in Drenthe lopen al verschillende initiatieven om de soort terug te brengen in het landschap.
Denk je aan Overijssel, dan denk je aan de Wilde kievitsbloem. In het vroege voorjaar siert dit bolgewas massaal de uiterwaarden van de IJssel en het Zwarte water in de kop van Overijssel. Dit bolwerk van de soort in Nederland is daarmee ook één van de weinige grote oorspronkelijk groeiplekken van deze inheemse wilde stinzensoort. De prachtige paarse of witte bloemen met een schaakbordpatroon zijn immers erg geliefd en Kievitsbloemen duiken dan ook geregeld op in tuinen en landgoederen.Alleen in venige gebieden in Noord- en West-Nederland komen nog kleine wilde populaties voor.
Door intensief landgebruik en een sterke afwatering van de landbouwgronden langs de rivieren is de Wilde kievitsbloem een bedreigde soort geworden. De regelmatige overstroming is nodig om een geschikt habitat te creëren waarin de Vossenstaartgraslanden niet té productief zijn en de bloemen van de Wilde kievitsbloemen boven het gras uitsteken. De hangende klokvormige bloemen bewegen zo in de wind en kunnen daarmee hommels lokken de bloemen bestuiven. Wanneer de plant zich heeft uitgezaaid kan het wel acht jaar duren voordat er weer een bol met bloem is gevormd. Een groot deel van het huidige voorkomen van de Wilde kievitsbloem ligt nu binnen de grenzen van natura 2000-gebieden. Landschap Overijssel wil zich gaan inzetten om de soort ook een kans te geven buiten deze gebieden.
De Wilde kievitsbloem is in 2023 genomineerd als Nationale bloem.
Bosgeelster is een bolgewas die vroeg in het voorjaar in bloei staat met een scherm van twee tot tien gele bloemen. De grootste groeiplaatsen van deze soort zijn te vinden in het oosten van het land, waaronder de Hondsrug. Daarnaast is de soort ook aan te treffen op de landgoederen van de Hollandse binnenduinrand, waar ze te vinden is in het stinzenmilieu. Stinzenplanten zijn vroegbloeiende bol- en knolgewassen die in het verleden op landgoederen werden aangeplant door vermogende bewoners. Stinzenplanten vormen daarmee een speciale groep van onze inheemse flora die sterk verbonden is met onze cultuurhistorie. Wat betreft Bosgeelster is het niet helemaal duidelijk of deze soort van nature voorkwam in de Hollandse binnenduinrand of als stinzenplant is geïntroduceerd. De bloemen van Bosgeelster worden voornamelijk bestoven door het Vosje, een vroeg vliegende solitaire bijensoort. De zaden worden dan weer verspreid door mieren, omdat de zaden van de Bosgeelster een zogenaamd ‘mierenbroodje’ hebben. Deze mierenbroodjes dienen als voedsel voor de mierenlarven, de zaden worden daarom verzameld door mieren en meegenomen naar het mierennest. In dit proces worden de zaden verspreid, wat de plaatselijk grote dispersie van Bosgeelster kan verklaren.
In Noord-Holland liggen verschillende buitenplaatsen met landschapsparken waar vroeger stinzenplanten zijn aangeplant, zoals Winterakoniet, Blauwe anemoon en Haarlems klokkenspel. Ook Bosgeelster is in dit stinzenmilieu te vinden. Stinzenplanten zijn sterk verbonden met de cultuurhistorie van de Noord-Hollandse binnenduinrand.
Kleine valeriaan (Valeriana dioica)
Moerasandijvie (Tephroseris palustris)
Torenkruid (Turritis glabra)
In de ietwat ruigere graslanden langs de grote rivieren groeit een bijzondere verschijning; Torenkruid. Torenkruid is een kruisbloemige en de herkomst van naam wordt al snel duidelijk wanneer je de vorm van de plant ziet. Langs de lange stengel staan lange hauwen (peulvormige vruchten) recht omhoog terwijl boven op de stengel een paar bleekgele bloemen staan. Deze lange slanke plant met blauwige stengelomvattende bladeren was ooit een graag geziene soort in de zandige uiterwaarden van de Nederrijn. In de provincie Utrecht is de soort zo goed als verdwenen langs de rivier, maar de plant heeft een nieuwe plek gevonden. Onder meer op voormalige vliegbasis Soesterberg, in vergelijkbare zandige condities, staat de soort nog volop te bloeien. Het Utrechts landschap hoopt echter de soort weer te versterken op haar natuurlijke groeiplaatsen. En met de Domtoren als provinciaal icoon kan Torenkruid natuurlijk niet achterblijven als iconische plantensoort.
Karwijvarkenskervel (Dichoropetalum carvifoli)
Gelderland is een provincie rijk aan diverse natuur. Eén van de beeldbepalende landschappen van de grootste provincie van Nederland is het rivierengebied. En langs de vele kilometers aan rivieren in de provincie liggen grazige bloemrijke dijken. De dijkgraslanden worden in Gelderland veelal gehooid en bieden derhalve een plek aan vele bijzondere plantensoorten die in de meer agrarische graslanden geen goed habitat meer vinden. Eén van die bijzondere soorten is Karwijvarkenskervel. Deze witbloeiende schermbloemige met zeer fijn geveerde bladeren vindt zijn oorsprong in de door overstroming gevormde rivierbegeleidende graslanden met een ondergrond van zowel zand als klei. Lange tijd wist de soort te profiteren van goed beheerde dijken maar nu de dijken met zware klei verzwaard worden vanwege de klimaatverandering, neemt het voorkomen van de soort zeer snel af. Dit is niet alleen slecht nieuws voor Karwijvarkenskervel maar ook voor de insecten die afhankelijk zijn van deze soort. Onder meer de zeldzame Koninginnenpage zet haar eitjes af op Karwijvarkenskervel. Het Geldersche Landschap en Kasteelen gaat zich inzetten voor deze bijzondere soort die niet alleen op de grote rivierdijken voorkomt maar ook nog in de graslanden op de landgoederen, heerlijkheden en buitenplaatsen langs de rivieren. Wanneer de soort hier duurzaam behouden blijft, kan deze zich mogelijk weer over de verzwaarde dijken uitbreiden.
Zeegerst (Hordeum marinum)
Knolsteenbreek (Saxifraga granulata)
Knolsteenbreek is een kenmerkende soort van vochtige hooilanden en wordt ook wel de ‘parel van de graslanden’ genoemd. Het is een middelhoge, sierlijke voorzomerbloeier met witte bloemen. De bloemen worden voornamelijk bestoven door kleine vliegen en solitaire bijen. De soort dankt zijn naam aan de knolletjes die zich aan de basis van de plant, net onder de grond, bevinden. Via deze knolletjes kan de plant zich vegetatief vermeerderen. Een belangrijk deel van het Nederlandse verspreidingsgebied van ligt in de beekdalen in Noord-Brabant, maar de soort is ook te vinden in de kalkgraslanden in Zuid-Limburg. Vroeger was Knolsteenbreek een algemene soort in het zuiden van Nederland, maar vanwege ingrijpende veranderingen in het landschap is het aantal populaties drastisch gedaald.
Betonie (Betonica officinalis)
Sinds 2019 worden er zaden verzameld en opgeslagen in de Nationale Zadencollectie. De Nationale zadencollectie bestaat uit een werkcollectie op de campus van de Radboud Universiteit in Nijmegen en een lange-termijn collectie bij het Centrum voor Genetische Bronnen in Nederland (CGN) op de campus van Wageningen University & Research. Bekijk hier van welke soorten er momenteel al zaden zijn opgenomen in de catalogus van de Nationale Zadencollectie.
Wanneer plantensoorten sterk achteruitgaan komen ze terecht op de Rode Lijst. Enkele Rode Lijst soorten dreigen zelfs de komende jaren uit Nederland te verdwijnen. Om dit te voorkomen zorgen we dat we zaden verzamelen uit de bronpopulaties en deze ex situ opkweken, zodat we genetisch identieke zaden terug kunnen brengen. Voorbeelden hiervan zijn heischrale soorten als Kleine schorseneer (Scorzonera humilis) en Heidezegge (Carex ericetorum), maar ook zogeheten akkeronkruiden als Wilde weit (Melampyrum arvense), Brede raai (Galeopsis ladanum), Naaldenkervel (Scandix pecten-veneris) en Wilde ridderspoor (Consolida regalis). Er staan momenteel 71 soorten als Ernstig bedreigd op de Rode Lijst. Als je hier de soorten bij optelt die de status Bedreigd en Kwetsbaar hebben, realiseer je hoe belangrijk het is dat er actie ondernomen moet worden!
Binnen het project ‘Zorgen voor de Natuur van Morgen’ streven we er naar om, gebaseerd op de landelijke verspreiding, driekwart van de Rode lijst soorten te borgen in de Nationale zadencollectie. Daarnaast zetten verschillende provincies zich in om samen met Het Levend Archief de belangrijkste populaties binnen de provincies te borgen in de collectie. De provincies Limburg, Noord-Brabant, Zeeland, Noord-Holland en Gelderland hebben hiertoe momenteel programma’s lopen.
In eerste instantie lijkt de noodzaak om houtige gewassen te verzamelen niet zo groot, maar wanneer je de Nederlandse bossen analyseert, kom je tot de schokkende conclusie dat meer dan 99% van de aangeplante bomen en struiken geen autochtoon materiaal betreffen. De soorten komen weliswaar wild voor in Nederland, maar zijn niet genetisch inheems, maar betreffen variëteiten afkomstig uit het buitenland. Door intensief onderzoek zijn verspreid in Nederland inheemse bomen en struiken gevonden. Door hier zaad van te verzamelen en dit op te kweken, kunnen kwekers met inheems materiaal aan de slag gaan. Ook zijn bepaalde soorten volledig ingestort vanwege ziektes. De Iepenpopulatie (Ulmus spec) is in 1930 met 60% achteruitgegaan door de Iepenziekte en momenteel loopt Es (Fraxinus excelsior) hetzelfde gevaar.
De levende collectie met houtige gewassen wordt momenteel door Staatsbosbeheer beheerd in de genenbank op Roggebotzand. Het Centrum voor Genetische Bronnen in Nederland (CGN) is sinds 2022 bezig om ook zaden in te zamelen van de houtige gewassen. Hierbij werken zij samen met Het Levend Archief
Nutsplanten als voedselgewassen kunnen gevoelig zijn voor ziektes of insectenplagen en zijn dan enkel nog met gifstoffen te redden of helemaal niet. Door de voedselgewassen terug te kruising met de wilde variëiteiten van deze soorten, kunnen zij resistentie terug krijgen en weer gebruikt worden. Zo zijn in Nederland Wilde kool (Brassica oleraceus subsp. oleraceus) en Strandbiet (Beta vulgaris subsp. maritima) zeer zeldzaam te vinden. Mochten deze verdwijnen, dan is terugkruisen met inheems materiaal niet langer mogelijk. Andere nutsplanten zijn soorten die voor onderzoek gebruikt worden, zoals Zandraket (Arabidopsis thaliana) en Duifkruid (Scabiosa columbaria). Ook hier geldt het probleem dat men niet goed weet waar ze materiaal vandaan moeten halen en met welke variëteit men te maken heeft. Dit kan voor tegenstrijdige resultaten zorgen in de onderzoekswereld. Door zaden aan te bieden waarvan de bronpopulatie goed beschreven is, is het voor onderzoekers gemakkelijker om meer consequente resultaten te verkrijgen.
Het Centrum voor Genetische Bronnen in Nederland (CGN) is sinds 2022 bezig om zaden in te zamelen van deze zogenaamde Crop Wild Relatives. Hierbij werken zij samen met Het Levend Archief
Copyright © 2024. All rights reserved.