Icoonsoorten

Icoonsoorten

ls onderdeel van het programma ‘Zorgen voor de Natuur van Morgen’, een samenwerking tussen Het Levend Archief en LandschappenNL, is voor iedere provincie een ‘icoonsoort’ gekozen. Deze twaalf icoonsoorten zijn bijzondere plantensoorten die een speciale binding hebben met de provincie. Voor deze icoonsoorten wordt een stappenplan ontwikkeld voor het verzamelen van zaden, opslag en onderzoek in Nijmegen en (waar mogelijk) het versterken van populaties. Daarnaast gaan we verhalen vertellen over deze bijzondere soorten en willen we aan de hand van deze icoonsoorten laten zien wat natuurbescherming en natuurherstel inhoudt.

Groningen

Soort: Waterdrieblad (Menyanthes trifoliata)

Waterdrieblad behoort tot de familie van de watergentianen (Menyanthaceae) en dankt zijn naam aan zijn grote ‘klaverbladeren’, bladeren die bestaan uit drie deelblaadjes. De soort bloeit in de lente en heeft een bloeiwijze met opvallende witte bloemen met vele franjes. De glanzende, zware zaden kunnen meer dan een jaar op het water blijven drijven. Ze kunnen goed kiemen nadat ze het darmkanaal van eenden of vissen zijn gepasseerd, waarbij de harde zaadwand wordt doorbroken. Waterdrieblad is voornamelijk te vinden in laagveengebieden en beekdalen en kan worden aangetroffen in het water, oeverzones, moerassen en in vochtige graslanden. De soort is sterk achteruitgegaan vanwege ontginning en ontwatering en tegenwoordig vormt ook het dumpen van vijverplanten een gevaar voor het voortbestaan van Waterdrieblad. 

Keuze: Groningen wil vegetaties in het beekdal van de Aa (zuidwest Groningen) herstellen met als icoonsoort Waterdrieblad. In beekdalen is Waterdrieblad een indicatorsoort voor matig voedselarm water in combinatie met basenrijk kwel. De soort is in het verleden verdwenen op verschillende locaties in Groningen. Mogelijk kan de soort hier hersteld worden omdat de waterkwaliteit is verbeterd. 

Friesland

Soort: Spaanse ruiter (Cirsium dissectum)

Spaanse ruiter behoort tot de familie van de distels (Asteraceae), maar is een tengere verschijning met relatief weinig, zachte stekels. De bladeren en stengel zijn viltig behaard, de roodpaarse kleur van het bloemhoofdje steekt dan ook fel af bij de grijzige tinten van de rest van de plant. De soort kan zich sterk vegetatief uitbreiden via worteluitlopers en groeit dan ook vaak in groepen bij elkaar. Een groot deel van het Nederlandse verspreidingsgebied van Spaanse ruiter ligt in Fryslân. Het is een kenmerkende soort van blauwgraslanden, schrale, venige hooilanden die ‘s winters drassig zijn en zomers oppervlakkig uitdrogen. Waarschijnlijk stamt de naam ‘Spaanse ruiter’ uit de tachtigjarige oorlog toen de Spanjaarden militaire bouwsels maakten van gekruiste houten palen met prikkeldraad eroverheen. Deze versperringen werden Spaanse of Friese ruiters genoemd en zijn gebruikt om de stad Groningen te beschermen tegen de aanstormende cavalerie. De Friese benaming van de soort ‘Soldatekwast’, duidt mogelijk op een kwast aan de kleding van soldaten.

Keuze: Spaanse ruiter is een icoon van blauwgraslanden (een zeldzaam biotoop). Een belangrijk deel van het Nederlandse verspreidingsgebied ligt in Fryslân, hier ligt dus zeker een opgave voor bescherming en behoud van deze bedreigde soort.

Drenthe

Soort: Roggelelie (Lilium bulbiferum subsp. croceum)

Roggelelie is een zeer zeldzaam akkerkruid dat vroeger in Noordoost Nederland werd aangetroffen op de ‘eeuwige’ rogge-akkers. Op deze akkers werd van oudsher winterrogge geteeld, omdat de bodem te arm en te zuur was voor het telen van tarwe. Op deze akker groeiden verschillende akkerkruiden, zoals Roggelelie, maar ook Korenbloem, Slofhak, Korensla en Bleekgele hennepnetel. De Roggelelie is zeer zeldzaam geworden door de modernisering van de landbouw zoals het gebruik van drijfmest, het zuiveren van zaaizaad en de opkomst van andere teelten. Zo verdwenen deze soorten uit de akkers. Daarnaast werden de akkerkruiden zelf verzameld en gebruikt voor commerciële doeleinden.

Keuze: Roggelelie is een akkerkruid en is dus sterk verbonden met onze cultuurhistorie en historisch landgebruik. Roggelelie komt momenteel nog maar op enkele plekken voor en in Drenthe lopen al verschillende initiatieven om de soort terug te brengen in het landschap. 

Noord-Holland

Soort: Bosgeelster (Gagea lutea)

Bosgeelster is een bolgewas die vroeg in het voorjaar in bloei staat met een scherm van twee tot tien gele bloemen. De grootste groeiplaatsen van deze soort zijn te vinden in het oosten van het land, waaronder de Hondsrug. Daarnaast is de soort ook aan te treffen op de landgoederen van de Hollandse binnenduinrand, waar ze te vinden is in het stinzenmilieu. Stinzenplanten zijn vroegbloeiende bol- en knolgewassen die in het verleden op landgoederen werden aangeplant door vermogende bewoners. Stinzenplanten vormen daarmee een speciale groep van onze inheemse flora die sterk verbonden is met onze cultuurhistorie. Wat betreft Bosgeelster is het niet helemaal duidelijk of deze soort van nature voorkwam in de Hollandse binnenduinrand of als stinzenplant is geïntroduceerd. De bloemen van Bosgeelster worden voornamelijk bestoven door het Vosje, een vroeg vliegende solitaire bijensoort. De zaden worden dan weer verspreid door mieren, omdat de zaden van de Bosgeelster een zogenaamd ‘mierenbroodje’ hebben. Deze mierenbroodjes dienen als voedsel voor de mierenlarven, de zaden worden daarom verzameld door mieren en meegenomen naar het mierennest. In dit proces worden de zaden verspreid, wat de plaatselijk grote dispersie van Bosgeelster kan verklaren. 

Keuze: In Noord-Holland liggen verschillende buitenplaatsen met landschapsparken waar vroeger stinzenplanten zijn aangeplant, zoals Winterakoniet, Blauwe anemoon en Haarlems klokkenspel. Ook Bosgeelster is in dit stinzenmilieu te vinden. Deze stinzenplanten zijn sterk verbonden met de cultuurhistorie van de Noord-Hollandse binnenduinrand.

 

Zuid-Holland

Soort: Kleine valeriaan (Valeriana dioica)

Kleine valeriaan kwam vroeger algemeen in Nederland voor, maar is tegenwoordig een zeldzaamheid. Ze was voornamelijk te vinden in vochtige hooilanden en op plaatsen waar basenrijk grondwater aan de oppervlakte komt (kwel), daarmee voelde Kleine valeriaan zich goed thuis in het Nederlandse landschap van een eeuw geleden. Kleine valeriaan is tweehuizig, dat betekent dat vrouwelijke bloemen zich op een andere plant bevinden dan mannelijke bloemen. Het stuifmeel van mannelijke planten moet door bestuivers naar de vrouwelijke planten worden gebracht om zaden te kunnen produceren. Dit voortplantingssysteem voorkomt zelfbestuiving, maar heeft als nadeel dat alleen de vrouwelijke planten zaden produceren. De soort is zeer sterk achteruitgegaan door verdroging, vermesting en het anderszins verdwijnen van vochtige standplaatsen. Daarnaast speelt ook het voortplantingssysteem een rol in de achteruitgang. In populaties van Kleine valeriaan waar door toeval alleen nog mannelijke – of vrouwelijke planten aanwezig zijn, is zaadproductie niet meer mogelijk en verdwijnt de soort op den duur. Tegenwoordig is Kleine valeriaan vrijwel beperkt tot natuurreservaten waar men vochtige hooilanden in stand probeert te houden. 

Flevoland

Soort: Moerasandijvie (Tephroseris palustris)

Nederland vormt het wereldwijde centrum van Moerasandijvie, een soort die buiten Nederland zeldzaam te noemen is. Moerasandijvie mag dan ook worden beschouwd als een typisch Nederlandse pioniersoort, die sterk reageert op inpoldering en daarbij in grote getale zeer uitbundig kan bloeien. Deze hoge, nogal plomp gebouwde soort dankt zijn naam aan zijn vochtige standplaats en de gelijkenis van de rozetbladeren met andijviebladeren. De bloemen zijn nectarrijk en verspreiden een sterke honinggeur. De bloemen worden dan ook veelvuldig door insecten bezocht. Dankzij het vruchtpluis kunnen de zaden zich gemakkelijk verspreiden via de wind en onder gunstige omstandigheden kunnen ze enkele jaren overleven alvorens te kiemen. De afgelopen jaren heeft Moerasandijvie vernieuwde bekendheid verworven door de snelle kolonisatie van de Marker Wadden, waar de uitgestrekte velden met gele bloemen beeldbepalend zijn voor het gebied.

Overijssel

Soort: Wilde kievitsbloem (Fritillaria meleagris)

Denk je aan Overijssel, dan denk je aan de Wilde kievitsbloem. In het vroege voorjaar siert dit bolgewas massaal de uiterwaarden van de IJssel en het Zwarte water in de kop van Overijssel. Dit bolwerk van de soort in Nederland is daarmee ook één van de weinige oorspronkelijk groeiplekken van deze inheemse wilde stinzensoort. De prachtige paarse of witte bloemen met een schaakbordpatroon zijn immers erg geliefd en Kievitsbloemen duiken dan ook geregeld op in tuinen en landgoederen. De Wilde kievitsbloem is in 2023 zelfs genomineerd als Nationale bloem. 

Door intensief landgebruik en een sterke afwatering van de landbouwgronden langs de rivieren is de Wilde kievitsbloem een bedreigde soort geworden. De regelmatige overstroming is nodig om een geschikt habitat te creëren waarin de Vossenstaartgraslanden niet té productief zijn en de bloemen van de Wilde kievitsbloemen boven het gras uitsteken. De hangende klokvormige bloemen bewegen zo in de wind en kunnen daarmee hommels lokken de bloemen bestuiven. Wanneer de plant zich heeft uitgezaaid kan het wel acht jaar duren voordat er weer een bol met bloem is gevormd. Een groot deel van het huidige voorkomen van de Wilde kievitsbloem ligt nu binnen de grenzen van natura 2000-gebieden. Landschap Overijssel wil zich gaan inzetten om ook de soort een kans te geven buiten deze gebieden.  

Gelderland

Soort: Karwijvarkenskervel (Dichoropetalum carvifoli)

Gelderland is een provincie rijk aan diverse natuur. Eén van de beeldbepalende landschappen van de grootste provincie van Nederland is het rivierengebied. En langs de vele kilometers aan rivieren in de provincie liggen grazige bloemrijke dijken. De dijkgraslanden worden in Gelderland veelal gehooid en bieden derhalve een plek aan vele bijzondere plantensoorten die in de meer agrarische graslanden geen goed habitat meer vinden. Eén van die bijzondere soorten is Karwijvarkenskervel. Deze witbloeiende schermbloemige met zeer fijn geveerde bladeren vindt zijn oorsprong in de door overstroming gevormde rivierbegeleidende graslanden met een ondergrond van zowel zand als klei. Lange tijd wist de soort te profiteren van goed beheerde dijken maar nu de dijken met zware klei verzwaard worden vanwege de klimaatverandering, neemt het voorkomen van de soort zeer snel af. Dit is niet alleen slecht nieuws voor Karwijvarkenskervel maar ook voor de insecten die afhankelijk zijn van deze soort. Onder meer de zeldzame Koninginnenpage zet haar eitjes af op Karwijvarkenskervel. Het Geldersche Landschap en Kasteelen gaat zich inzetten voor deze bijzondere soort die niet alleen op de grote rivierdijken voorkomt maar ook nog in de graslanden op de landgoederen, heerlijkheden en buitenplaatsen langs de rivieren. Wanneer de soort hier duurzaam behouden blijft, kan deze zich mogelijk weer over de verzwaarde dijken uitbreiden.      

Utrecht

Soort: Torenkruid (Turritis glabra)

In de ietwat ruigere graslanden langs de grote rivieren groeit een bijzondere verschijning; Torenkruid. Torenkruid is een kruisbloemige en de herkomst van naam wordt al snel duidelijk wanneer je de vorm van de plant ziet. Langs de lange stengel staan lange hauwen (peulvormige vruchten) recht omhoog terwijl boven op de stengel een paar bleekgele bloemen staan. Deze lange slanke plant met blauwige stengelomvattende bladeren was ooit een graag geziene soort in de zandige uiterwaarden van de Nederrijn. In de provincie Utrecht is de soort zo goed als verdwenen langs de rivier, maar de plant heeft een nieuwe plek gevonden. Onder meer op voormalige vliegbasis Soesterberg, in vergelijkbare zandige condities, staat de soort nog volop te bloeien. Het Utrechts landschap hoopt echter de soort weer te versterken op haar natuurlijke groeiplaatsen. En met de Domtoren als provinciaal icoon kan Torenkruid natuurlijk niet achterblijven als iconische plantensoort. 

Zeeland

Soort: Zeegerst (Hordeum marinum)

Zeegerst hoort thuis in de zilte graslanden langs de Nederlandse kust, maar is tegenwoordig een zeldzaamheid geworden. Het is een eenjarige grassoort met dichtbloemige aren die gemiddeld korter zijn dan die van andere Nederlandse gerstsoorten, zoals Veldgerst en Kruipertje. Zeegerst is een inheemse, wilde plantensoort die sterk verwant is aan de graansoort ‘gerst’, een belangrijke grondstof voor bijvoorbeeld bier en whisky. Veel van de gewassen die wij als voedsel verbouwen zijn kwetsbaar voor klimaatverandering en ziekten. Wilde verwanten van deze gewassen, zoals Zeegerst, kunnen worden gebruikt voor het inkruisen van nieuwe eigenschappen en zijn daarom van belang voor de voedselzekerheid. Zeegerst is de afgelopen decennia sterk achteruitgegaan, vooral in het Deltagebied. De belangrijkste oorzaak van deze achteruitgang is het staken van de beweiding van schorren na de watersnoodramp en de aanleg van de Deltawerken, waarbij verzoeting optrad van voorheen zilte poldergebieden. Daarnaast zijn verschillende oude weilanden veranderd in intensief gebruikte cultuurgraslanden. 

Noord-Brabant

Soort: Knolsteenbreek (Saxifraga granulata)

Knolsteenbreek is een kenmerkende soort van vochtige landen en wordt ook wel de ‘parel van de graslanden’ genoemd. Het is een middelhoge, sierlijke voorzomerbloeier met witte bloemen. De bloemen worden voornamelijk bestoven door kleine vliegen en solitaire bijen. 

De soort dankt zijn naam aan de knolletjes die zich aan de basis van de plant, net onder de grond, bevinden. Via deze knolletjes kan de plant zich vegetatief vermeerderen. Een belangrijk deel van het Nederlandse verspreidingsgebied van ligt in de beekdalen in Noord-Brabant, maar de soort is ook te vinden in de kalkgraslanden in Zuid-Limburg. 

Vroeger was Knolsteenbreek een algemene soort in het zuiden van Nederland, maar vanwege ingrijpende veranderingen in het landschap is het aantal populaties drastisch gedaald. 

Limburg

Soort: Betonie (Betonica officinalis)

In de heischrale kalkrijke graslanden van Limburgse heuvelland groeit Betonie. Deze paarse bloeiende plant is lid van de lipbloemenfamilie en kwam ooit veelvuldig voor in zowel begraasde als gehooide graslanden. Maar ook in bosranden en zomen kwam je de soort tegen. Betonie is een belangrijke plant voor bestuivers en trekt met name veel bijen aan. Tegenwoordig is de soort zeldzaam geworden door intensief landgebruik en het verdwijnen van hakhoutbossen.Toch zijn er nog enkele goede populaties van Betonie te vinden en met meer aandacht voor goed beheerde graslanden duiken er soms nieuwe populaties op. Dit is dus hét moment om meer aandacht te schenken aan deze soort. Het Limburgs landschap wil graag meer te weten komen over wat de genetische variatie binnen de bestaande populaties en nieuwe populaties is, om zo te komen tot een duurzaam behoud en mogelijk versterking van deze iconische soort.  

Wil je ons werk steunen om
de zaden van Nederland te borgen?